Het viel tegen. We konden er zelf niet veel aan doen trouwens. We waren zeker op de juiste plaats, maar op het verkeerde moment. Op het hoogtepunt van Wietekes zwangerschap togen we aan het begin van de zomer, samen met ons tweejarige zoon naar Clonmel in de Ierse provincie Tipperary. We keken al maanden uit naar een weekend weg. Even ontspannen van de kerkplantende activiteiten aan de Ierse Zuidkust ter voorbereiding op de aankomende babystorm.
Hoogtepunt van deze reis had de Comeragh Drive moeten worden. Een rit van ongeveer een uur van Clonmel naar het lagergelegen Dungarvan aan zee. 138 vijfsterren- reviews op Trip Advisor. Talloze foto’s van woeste bergpartijen, picknicks met op de achtergrond het witte water van een waterval maakten jaloers. Honderd tinten groen, tientallen kilometers vrij zicht.
Maar niet voor ons. De vertrouwde Ierse mistbanken belemmerden ons zicht van A tot Z. We zagen geen hand voor ogen, reden bijna een schaap dood en dat wat in al haar pracht heus niet veranderd was, bleef voor ons onzichtbaar. Eenmaal thuis bleken er ook nog wat muisjes aan de chocola te hebben geknabbeld. Toen ze eenmaal gevangen waren zag onze Thirza het levenslicht. Eind goed, al goed.
Ik moest aan die mistige rit denken toen ik vorige week, in mijn luie stoel hier in Friesland, het volgende gedicht las van John Oxenham:
Voor ieder mens ontsluiten zich een weg, en wegen en een weg. De hoge ziel klimt omhoog langs de hoge weg en de lage ziel tast rond op de lage. En op de mistige vlakten daar tussenin zwerven de anderen rond. Maar voor ieder mens ontsluiten zich een hoge weg en een lage. En ieder mens besluit welke weg zijn ziel zal inslaan.
Ik werd bepaald bij het feit – of hoe zeg je dat eigenlijk goed als baptisten dominee die niet al te zwevend wil overkomen – dat veel christenen eigenlijk al tevreden zijn als ze de, door Oxenham geschetste, lage weg hebben verlaten.
Ze hebben geen strafblad, gebruiken geen drugs of andere verboden middelen. Ze hebben geen torenhoge schulden en leven niet op straat. Ze worden niet gevonden in de bordelen van de stad en de kroegen van het dorp. Zij leiden, aan de buitenkant beschouwd, een respectabel en keurig leven. Ze denken daarmee op de juiste weg zijn.
Maar ik vraag me af hoeveel van hen ooit opklimmen tot de hoge weg. Tot de plek waar sprake is van radicale navolging van Jezus. Waar niet alleen geluisterd wordt, maar waar het gehoorde ook in praktijk wordt gebracht. Die weg waarop het eigen ik, met al zijn begeerten, gekruisigd wordt. Waar je jezelf verloochent en je de ander belangrijker vindt dan jezelf. Daar waar men dagelijks zegt: ‘Ik ben gekruisigd, begraven, gestorven met Christus. Niet mijn wil geschiedde, maar de Uwe. In mijn woorden, in de overdenkingen van mijn hart, in mijn handel en wandel. In mijn spreken en zwijgen, mijn komen en gaan, mijn zitten en staan’. Op die hoge weg vindt men het linkerwang, de tweede mijl; het altaar waarop men zichzelf dagelijks als offer aanbiedt.
Het jammerlijke resultaat van het enerzijds verlaten van de lage weg, maar anderzijds niet opklimmen naar de hoge weg is dat je rond blijft zwerven op de mistige vlakten. Je rijdt de mistige Comeragh Drive en mist al het goede dat er wel is, maar in dat schemergebied niet zichtbaar is.
Het jammerlijke resultaat van het enerzijds verlaten van de lage weg, maar anderzijds niet opklimmen naar de hoge weg is dat je rond blijft zwerven op de mistige vlakten
Oxenhams wegen zijn niemandsland. Waar nooit overwinning over bepaalde zonden is omdat het je aan geestelijke hartstocht, passie en onderscheidingsvermogen ontbreekt. Waar wel tijd en geld gegeven worden, maar altijd op zo’n niveau dat het uiteindelijk niks kost. Waar het grote Ik toch altijd weer nieuw leven wordt ingeblazen. Waar we wel roepen: ‘Hier ben ik, Heer!’ maar dan toch zeggen: ‘Zend hém of haar!’ Waar de schatten op aarde het winnen van de schatten in de hemel. Waar trots, hoogmoed en zelfzuchtige ambitie, nederigheid en toewijding de loef afsteken. Waar ‘Jezus, alles geef ik U’ wel wordt gezongen, maar niet wordt uitgeleefd.
Hoeveel van ons leven niet op die mistige vlakten van mistroostige middelmatigheid? Het vervelende van mist is dat het je complete zicht op wat hoger is wegneemt.
Ik begon mijn leven in 1982 op de lage weg, kreeg entree tot de hoge tijdens mijn Paulus-bekering in 2002. Het kon niet op. Elke bidstond was ik aanwezig, ik verslond de conferenties en vierde elke dat dat God mij was overkomen en mijn weerstand had overwonnen. Ik was opgeklommen boven het wolkendek en had een prachtig zicht op de zon, de blauwe lucht.
Maar Oxenham heeft gelijk. Tussen de hoge en lage weg bevindt zich een schemergebied. De wegen. Hoewel ik zweefde op Kruishoogte zakte mijn toestel na verloop van tijd weer terug in het wolkendek waar de turbulentie het vaakst en het hevigst gevoeld werd.
Toen ik een jaar geleden zelf sprak over de brief aan de gemeente te Laodicea en mij verdiepte in haar achtergrond zag ik wat er in mijn eigen geestelijk leven was gebeurd. Na een grote aardbeving met veel schade tot gevolg weigerde Laodicea als één van weinige steden hulp uit Rome, met de woorden: ‘Wij kunnen het zelf, wij hebben niks of niemand nodig!’. Ik besefte dat ook ik te veel was gaan vertrouwen op mijn eigen kwaliteiten. Als leider, als spreker, als kerkplanter. Oefening had kunst gebaard, maar ook onafhankelijkheid.
‘Wij kunnen het zelf, wij hebben niks of niemand nodig!’
Uit de werken van de gemeente in Laodicea blijkt hun onverschilligheid en halfslachtigheid: Ze zijn niet koud en ook niet heet. Waren ooit goed begonnen, maar afgezakt, net als ik.
Jezus refereert daarnaast aan de watervoorziening van de stad. In Hiërapolis was er heerlijk warm water waar de zieken baden en in Colosse was er verfrissend koud puur water, maar de tussengelegen bronnen in Laodicea gaven alleen kalkhoudend vies lauw water waar je ziek van werd.
De wegen van Oxenham zijn als het drinken van warm bier en koude koffie, Lauwe Egberts zullen we maar zeggen: Elke slok is één te veel. Net zoals mensen ziek werden van het drinken van dit lauwe water in Laodicea zo wordt Jezus ziek als Hij kijkt naar de geestelijke staat van deze lokale kerk:
Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen
Wat ik misschien wel vergeten was, was dat de Verheerlijkte Verlosser hier spreekt tot gelovigen. Gelovigen zoals jij en ik. Die de lage weg verlieten voor de hoge, maar soms terugzakken in de mist van middelmatigheid.
Na het vuur uit mijn sloffen te hebben gepreekt over de brief aan Laodicea, voor driehonderdvijftig opgewonden Baptisten, mocht ik tot slot de zegen geven. En toen zag ik, wat ik tien jaar daarvoor niet zag.
Ik kreeg een beeld – of hoe zeg je dat eigenlijk als baptistendominee die niet te zwevend wil overkomen– van de bergen rond Clonmel. Ik zag een grote groep klimmers beginnen op de lage weg. Langzaam werkten ze zichzelf richting de boomgrens. Het waren er honderden. Voor mijn geestesoog verdwenen ze toen allemaal in de mist. Slechts enkelen zag ik daarna boven de mistige vlakten uitstijgen. Ergens in de mist hadden ze hun zware rugzakken ingewisseld voor een kruis dat ze moesten dragen. Wat mij intrigeerde was dat ze niet naar beneden keken om te kijken waar de rest bleef, of hoe hoog ze al geklommen waren. Ze keken naar boven.
Er was iets daarboven op die berg dat hen aantrok, waardoor ze maar bleven klimmen. Ze bereikten de top van de berg en sloegen hun tenten op om er permanent te verblijven. Ze hadden de mistige vlakten getrotseerd en vielen in de armen van Hem die de vinger op hun zeker plek had gelegd. Hij die riep om op te stijgen tot de Hoge Weg.
Het beeld verdween, ik gaf het door plus de zegen en schudde driehonderd vijftig handen in de hoop dat men acht zou slaan op mijn woord en mijn beeld.
Als ik nu zelf weer eens afzak. De winden, waterstromen en slagregens inbeuken op mijn levenshuis en de mistige vlakten mij het zicht ontnemen dan zie ik de top van die berg weer voor mij en weet ik: Ik moet zijn waar Hij is, doen wat Hij vraagt. Daar, boven op die berg, regent het vijf-sterren recensies, daar ben ik van overtuigd. Vanaf door hoor ik Hem roepen: Bedenk van welke hoogte je gevallen bent Kees. Breek met het leven dat je nu leidt en doe weer als vroeger.
Als Jezus je wijst op de mistige vlakten is dat het een bewijs dat Hij van je houdt en niks liever wil dat je weer opklimt richting de piek waar je van bent gevallen. Jij kunt kiezen, om met Oxenham te spreken, welke richting je ziel deze dag zal gaan inslaan. Kijk naar boven en niet naar binnen, omhoog en niet omlaag. Je zult op de hoge weg vinden wat je niet kunt verliezen om te verkrijgen wat je nooit had kunnen ontvangen.
Commentaires