Het was een typische Ierse winderige zondagmiddag. Het stormde niet alleen buiten, maar ook vanbinnen. Een broeder had de ziekenzalving aangevraagd. Uitgezaaide leverkanker, zonder ooit een druppel gedronken te hebben. Domme pech volgens de oncoloog. Hij was in de winter van zijn leven, 74, maar toch. Er gloorde hoop. God had hem verteld dat hij 82 zou worden.
Hij zou nog eens de Comeragh Mountains, in Zuidoost Ierland, beklimmen en het koude heldere water uit de Mahon Falls drinken. Zijn geloof was sterker dan de wind, dieper dan de oceaan die de kliffen in onze woonplaats Tramore teisterden.
Maar hoe zat het met mijn geloof, waarom stormde het zo bij mij vanbinnen? Ik de assistent-voorganger, de zendeling. Die was vertrokken uit Nederland na een duidelijk woord van God en was gekomen om de Ieren in vuur en vlam voor Jezus te zetten. Was mijn geloof en vertrouwen even diep, sterk en vast als het zijne?
Was mijn geloof en vertrouwen even diep, sterk en vast als het zijne?
Je mag best weten dat ik een soort van haat-liefde verhouding heb met de ziekenzalving. De afgelopen vijftien jaar heb ik talloze mensen gezalfd. Niet één van hen ontving lichamelijke genezing. ‘Als je dood wil, moet je mij maar voor je laten bidden, succes gegarandeerd’ beet ik mijn vrouw eens toe na weer een moment bij een open graf.
Tegelijkertijd heb ik intens van die momenten genoten. Samen met de oudsten rond een ziekbed een vertrouwd lied zingen. Zonder twijfel bidden, wetend dat God bij machte is, maar ook anders kan beslissen. De tranen die zich vermengden met de olie. Het perspectief op de eeuwigheid dat de aardse sores even doet verdwijnen. Hangen aan het leven en in sommige gevallen bang zijn voor de dood in één kamer gevangen.
Ik ben weleens bang geweest dat ik te veel twijfel tijdens mijn gebeden aan het bed en dat daardoor mensen sterven. ‘Kees, doordat jij niet 100% gelooft dat zij gaat genezen, kan God niet werken; je bent een belemmering.’ Dit soort stemmetjes waren hoorbaar in de kerkers van mijn hart. Mijn eigen twijfel, vermengd met de sissende tong van de tegenstander die zich samen voordeden als God zelf.
Die stormachtige zondagmiddag trok ik met twee andere oudsten naar zijn huis, ergens net buiten het dorp in de groene heuvels van Fenor. We zongen twee van zijn favoriete liederen en lazen samen Jakobus 5. Zijn lieve vrouw bad met ons mee en samen lieten we de zalfolie stromen over zijn, door de chemo, kaalgeslagen hoofd. We baden alsof ons en zijn leven ervan afhing, al wisten we allemaal dat het ten diepste niet van ons zou afhangen. Na twintig minuten zat de zalving erop. We dronken nog een kop thee en vertrokken naar huis.
Anderhalf jaar later zat ik opnieuw naast zijn bed. Naast zijn opgebaarde lichaam. Op 76-jarige leeftijd was hij gestorven aan dezelfde kanker die we bestreden met onze gebeden en de zalfolie. 82 jaar heeft hij nooit gehaald. Toen ik daar zat besefte ik mij: Ik geloof dat God meer eer ontvangen heeft door de manier waarop hij zijn ziekte heeft gedragen dan wanneer hij plotsklaps zou zijn genezen.
Ik geloof dat God meer eer ontvangen heeft door de manier waarop hij zijn ziekte heeft gedragen dan wanneer hij plotsklaps zou zijn genezen.
Talloze mensen kregen namelijk, in zijn bijzijn, een stukje hemel op aarde vanuit de puinhopen van zijn bestaan. Ze kregen een inkijkje in hoe het lijden draaglijk wordt door gedragen te worden door God. Ze hoorden door hem de stem van een goede herder die zijn schapen blijft voorzien ook in een dal gevuld met de schaduw van de dood. Ik heb nog nooit zo’n blijmoedige broeder gezien die, in de ogen van mensen, zoveel pech heeft gehad. Soms is er in de nacht meer zichtbaar dan overdag, zeker wanneer er een Helder Licht dwarsdoor heen schijnt.
Ik bezocht zijn vrouw nog een aantal malen in het jaar na zijn sterven. Ze mistte hem ontzettend en kon eigenlijk niet wachten tot zijzelf ook de weg van deze aarde zou mogen gaan, zoals David & Jozua dat zo mooi omschrijven. ‘Kees, hij is daar al. Ik weet dat Jezus niet kan wachten tot ik daar ook ben, maar misschien geldt dat ook wel voor mijn man’ mijmerde ze. Op zijn grafsteen staan maar twee woorden: ‘Gone Home’ , ‘Naar Huis’.
Zou het kunnen dat God meer eer krijgt door een ziekteproces waarin Hij onbetwistbaar glanst als een ster in de nacht dan wanneer iemand plots genezen zou worden? Ik geloof dat dit zomaar eens zou kunnen passen bij Zijn ondoorgrondelijke wegen die altijd nog hoger, dieper, sterker en beter zijn dan de onze.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat lijden en sterven nu eenmaal bij het leven hoort. Als een soort overgangsfase naar een nieuwe wereld. Een soms wat benauwend geboortekanaal richting een nieuwe werkelijkheid. Dat genezing verder gaat dan een weggenomen tumor ergens rond de lever.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat lijden en sterven nu eenmaal bij het leven hoort.
Mocht ik zelf ooit ziek raken, aan bed gekluisterd, niet in staat om de oudsten te bezoeken…dan zou ik ze bij mij roepen. Ik zou ze vragen om mij te zalven omdat dat één van de manieren is waarop God kan genezen en kracht kan geven om te dragen. En ik ben ervan overtuigd dat het gelovig gebed mij inderdaad zal oprichten. Ik verwacht van hen dat ze al hun eieren in het mandje leggen van de gelovige en soevereine God. Die ervoor kan kiezen om mij tot zich te nemen, maar ook ervoor kan kiezen om mijn dagen te verlengen. De ziekenzalving is niet een middel voor de mens om God een hand op zijn rug te draaien, maar een middel voor God om ons onze handen naar de hemel te doen opheffen.
Mijn hoop is dat ik net zo blijmoedig mag blijven als mijn Ierse broeder in de heuvels van Co. Waterford. Het heldere water van de Mahon Falls en de Comeragh Mountains zijn slechts het geluid van het krassen op een schoolbord, een wazige afspiegeling, vergeleken met waar hij nu mag vertoeven. Zijn leven is verlengd tot in de eeuwigheid, iets wat chemo en immunotherapie niet voor elkaar konden krijgen. Zijn storm is gaan liggen en de mijne vanbinnen ook.
Comentarios